Kanker. Een ziekte. Een woord. Een scheldwoord. Een verwensing. Een trauma. Veel is er over geschreven, veel zal er over geschreven worden. Toch vraag ik mij wel eens af of het nooit genoeg is; of er niet al genoeg mensen aan overleden zijn, of er niet al genoeg over gesproken is, of er niet al genoeg mee gescholden is. Schijnbaar niet.
Schelden is iets wat we allemaal wel eens doen, van tijd tot tijd. Ikzelf ook, ik zal dan ook nooit beweren dat ik een heilige ben. Het haalt zo nu en dan de druk van de ketel; even wat stoom afblazen. Schelden zelf veroordeel ik dan ook niet, maar men zal mij nooit met kanker horen schelden. Het is voor mij een verboden woord, een woord dat alleen in de mond genomen dient te worden om de ziekte aan te duiden, niet om stoom af te blazen; het zou niet eens in mij op komen. Toch lijk ik het steeds meer om mij heen te horen. Waar het vroeger een taboe was hoor je nu kinderen van dertien keihard ‘KANKER’ roepen bij het minste geringste, en mijn maag begint er van te kantelen.
Het doet mij mezelf afvragen of het hun nooit overkomen is, of zij wel op de hoogte zijn van wat het met een mens kan doen, welke schade het aanricht. Ik vraag me af of zij wel eens een dierbare er aan zijn kwijtgeraakt. Ik vraag me af of zij wel eens een persoon hebben zien veranderen in een verteerd omhulsel waar al het leven uitgeperst is. Ik vraag me af of zij wel eens iemand hebben horen schreeuwen van de pijn bij iedere beweging. Ik vraag me af of ze wel eens hebben moeten beslissen over het leven van een familielid omdat diegene beter af is verlost van de pijn. Ik vraag me af of ze zich wel bewust zijn van het verdriet van de nabestaanden, of de pijnlijke herinneringen die ze met het woord oproepen. Vast niet, anders zouden ze wel op hun woorden letten.
Over een paar dagen is het weer zover, de sterfdag van mijn grootvader. Een eens zo sterke man die jarenlang dakpannen sjouwde tot zijn knieën versleten waren. Een man die aan het einde van zijn leven bijna de term niet meer waardig was; vergaan tot niks meer dan een slap omhulsel van een eens zo scherpe geest, nu gebroken door de pijn waaraan hij elke seconde blootgesteld werd. Slechts foto’s herinneren ons aan wie hij ooit was, de herinneringen aan zijn laatste periode trachten we te verdringen. En toch schijnen ze steeds weer terug te komen wanneer iemand het woord onbedacht weer in de mond neemt.